Verhoging beschikbaarheidsbijdrage nog niet in zicht

9/2/2022
Afbeelding nieuwsberichten

Pakweg een jaar werkten leden van het College en vertegenwoordigers van de beroeps- en brancheverenigingen aan het aanscherpen van de regelgeving voor de BIG-opleidingen. Doel: met kraakheldere Besluiten bijdragen aan een kostendekkende beschikbaarheidsbijdrage voor elke opleidingsplaats. Helaas stokte het traject onlangs. Maie El Boushy, vicevoorzitter van het College en College-lid Els Graafsma leggen uit wat er speelt. 

Wat is een beschikbaarheidsbijdrage precies?                                                                                                                                    El Boushy: Dat is het bedrag dat de overheid beschikbaar stelt aan de praktijkopleidingsinstellingen om de kosten die zij maken voor het opleiden tot BIG-beroepen* te vergoeden. Het doel van de beschikbaarheidsbijdrage is dat er kwalitatief goed opgeleid kan worden, dat de opleideling voldoende tijd heeft om te leren en dat er voor het opleiden geen middelen worden ingezet die bestemd zijn voor de zorg. De beschikbaarheidsbijdrage wordt namens het ministerie van VWS verstrekt door de Nederlandse Zorgautoriteit, de NZA.’

Waarom is het van belang dat de beschikbaarheidsbijdrage omhoog gaat?                                                                   Graafsma: ‘De NZA is verplicht om een kostendekkende beschikbaarheidsbijdrage te leveren. Naar de mening van het veld is de beschikbaarheidsbijdrage met name voor de psychologische beroepen al jaren niet kostendekkend, wat wel het geval is bij de medische vervolgopleidingen en bij de opleiding tot verpleegkundig specialist. Voor de kwaliteit van de psy-opleidingen is een te lage kostenvergoeding geen goede basis.’

Welke kwaliteitsslag is er nodig voor de opleiding?                                                                                                                            El Boushy: ‘Onze stip op de horizon is dat elke BIG-opleideling de psychologische vervolgopleiding onder werktijd kan volgen en dat voor elke psy-opleideling alle opleidingskosten vergoed worden. Door het tekort aan beschikbaarheidsbijdrage gaan praktijkopleidingsinstellingen nu verschillend om met de voorwaarden voor het arbeidsleertraject. Enkele praktijkopleidingsinstellingen vergoeden alles, anderen passen de voorwaarden aan om de gemiste kosten toch – gedeeltelijk - vergoed te krijgen.’

Graafsma vult aan: ‘Om het tekort aan beschikbaarheidsbijdrage te compenseren vragen sommige opleidingsinstellingen een te hoge productie aan de psy-opleideling, waardoor de kwaliteit van de opleiding in het gedrang komt en zij onvoldoende tijd hebben om te leren. Ook komt het vaak voor dat de benodigde tijd voor het cursorisch onderwijs niet is opgenomen in de arbeidsleerovereenkomst. Als we het voor elke Gz-opleideling mogelijk willen maken om een aanstelling van 36 uur te krijgen – 4 dagen werken, 1 dag opleiding – zullen de opleidingsinstellingen gecompenseerd moeten worden voor het productieverlies en de contractuitbreiding.’

Waarom is het aanpassen van de regelgeving van belang?                                                                                                             El Boushy: ‘Regelgeving is van cruciaal belang; daarin worden de randvoorwaarden voor opleiden gedefinieerd. Daar hangt je erkenning van af, daar wordt de opleidingsinstelling op gevisiteerd. We zagen in het College dat bepaalde eisen in onze Besluiten niet helder genoeg waren geformuleerd, waardoor ze nog teveel ruimte lieten voor eigen invulling. Eén van de gevolgen daarvan is dat praktijkopleidingsinstellingen variabel kunnen omgaan met de voorwaarden voor opleiden. Bijvoorbeeld in de vergoeding van de opleiding en de inzet van opleidelingen in de productie. Afgelopen jaar hebben we hard gewerkt aan het aanscherpen en verhelderen van de regelgeving.’

Graafsma: ‘Zo hebben we het destijds ook afgesproken met de NZA: wij scherpen de regelgeving aan om de kwaliteit van de opleiding te verhogen, zodat de beschikbaarheidsbijdrage daarop kan worden afgestemd.’

Wat is de relatie tussen het aanscherpen van de regelgeving en het verhogen van de beschikbaarheidsbijdrage?                                                                                                                                                                 Graafsma: ‘We kunnen de aangescherpte Besluiten, als basis voor de kwaliteit van de opleiding, alleen vaststellen als we zeker weten dat de NZA de beschikbaarheidsbijdrage verhoogt. Zonder deze verhoging zouden praktijkopleidingsinstellingen veel moeten bijleggen om aan de regelgeving te kunnen voldoen. Dat heeft ongetwijfeld consequenties. Denk aan minder opleidingen aanbieden of geld bijleggen ten koste van de patiëntenzorg. Consequenties die niemand wil.’

Waar zit de verhoging van de beschikbaarheidsbijdrage nu op vast?                                                                                      El Boushy: ‘De NZA zegt harde gegevens nodig te hebben voor het wettelijke toezicht op de besteding van overheidsgelden, om te controleren of de praktijkopleidingsinstelling de beschikbaarheidsbijdrage echt besteedt aan elke individuele BIG-opleideling. Die harde gegevens kunnen niet uit onze Besluiten komen. Daar zijn volgens de NZA andere bronnen voor nodig, zoals een accountantscontrole op het niveau van elke individuele opleideling. Dat is in de praktijk niet haalbaar. De instelling waar ik werk heeft bijvoorbeeld 88 mensen in opleiding. Dat zou een berg werk en een torenhoge accountantsrekening opleveren. Wij vinden dat de overheid erop moet vertrouwen dat de kwaliteitstoets tijdens visitaties voldoende is om vast te stellen of de opleidingsinstelling zich houdt aan de bestedingsafspraken. Zo gebeurt dat ook bij de opleidingen tot medisch specialist.’

Een frustrerende impasse?                                                                                                                                                        Graafsma: ‘Dat kun je wel zeggen, ja. En een ellendige uitkomst voor alle partijen; de NZA heeft er ook veel tijd in gestoken. Het is een ingewikkelde klem waar we met elkaar in zitten. Wij kunnen niks definitief vastleggen in regelgeving als we niet weten of de NZA de bijdrage passend maakt en de NZA kan de bijdrage niet aanpassen omdat ze vinden dat ze bij de psy-opleidingen wettelijk gezien onvoldoende garanties krijgen dat de beschikbaarheidsbijdrage conform de regelgeving wordt besteed. De bedoeling van de NZA is een nieuw kostenonderzoek te starten, het zogeheten Ecorys-onderzoek, op basis waarvan de beschikbaarheidsbijdrage kan worden vastgesteld. Maar als er niets veranderd is aan het goed toepassen van de regelgeving door alle praktijkinstellingen in het veld, komen er - net als bij het vorige Ecorys-onderzoek - geen passende gegevens naar voren. Immers: praktijkinstellingen die bijvoorbeeld een te hoge productie vragen, geven hogere inkomsten voor opleidelingen op, waardoor het lijkt alsof er minder beschikbaarheidsbijdrage nodig is.’

Hoe nu verder?                                                                                                                                                                                                          El Boushy: ‘Daarop zijn we ons nu aan het beraden. Wij leggen ons er niet bij neer. Els en ik, beiden P-opleider, zijn al sinds 2007 bezig om een passende beschikbaarheidsbijdrage te krijgen. Drie jaar geleden heeft de NZA de bijdrage naar boven bijgesteld op basis van informatie die door het veld was aangeleverd. Ondanks dat is de beschikbaarheidsbijdrage voor de P-opleidingen nog steeds niet kostendekkend. Je ziet dat er een lange adem voor dit soort zaken nodig is. Die lange adem hebben wij.’

 

* Onder BIG-beroepen vallen onder meer de beroepen medisch specialist, verpleegkundig specialist, psychotherapeut, Gz-psycholoog en klinisch (neuro)psycholoog.